pietertje2.nl

ZILT LEED EN GROENE GRIEBELS

Nawoord "Zilt Leed en Groene Griebels".

Nawoord  "Zilt Leed en Groene Griebels".

Aangezien ik deze gedichtjes pas in 2009 op de website heb gezet, een nawoord.

 

Het eerste gedichtje in 2005  was "In de boot genomen".

Geschreven tijdens een zeilvakantie in het prachtige Bretagne.

De rest staat in willekeurige volgorde en is die reis met veel plezier uit mijn pen gekropen.

Zelfspot, emoties, eigen ervaringen en anekdotes van anderen.

Maar bovenal  de schipper als een soort blauwbaard, master and commander.

 

Een tiental gedichtjes uit dat jaar  dat zeker onder " Zilt Leed en Groene Griebels" valt, hou ik nog even voor mezelf.

Ik heb daar andere plannen mee.

 

Pien

augustus 2009

OH JEE !

Het is windkracht drie, maar 't lijkt wel zeven.

Zo stormt in het mijn hoofd.

Mijn vent die grijnst, maar ik wil reven.

Hij had het me nog zo beloofd.

 

Als't waait, dan gaan we niet naar zee.

We lagen nog in Sneek.

Al had ik al mijn boeken uit

'k Bleef liever nog een week.

 

En elke ochtend las ik trouw

de meteoberichten.

Oh nee ze zullen mij niet van

slecht zeemanschap betichten.

 

Ik huilde zoute tranen.

Mijn landvast ging niet los,

Het weerbericht dat was perfekt.

Ik wist, ik was de klos.

 

Hij zit nu aan de kaartentafel.

Hier is het koud en guur.

Oh jee, de diepte loopt weer op

en ik zit achter het stuur.

 

Van foggy patches hou ik niet.

Ik wil geen misthoorns horen.

En zie ik plots een zwarte wolk

dan weet ik mij verloren.

 

Bij windje twee, op volle zee.

Moet hij aangelijnd aan dek.

Ik wil van geen protesten weten.

Ik kijk wel uit, k'ben heus niet gek ! 

 

Oh ja en schipbreuk kan ook nog.

Dan loop je op de rotsen.

Zag ik daar niet een bliksemschicht.

Ik moet er haast van kotsen.

 

Ik ben het zat, ik wil naar huis.

'k Heb lasten en geen lusten.

Want met een hogedrukgebied

wil hij naar verre kusten.

 

Ik droom van luxe villa's.

Het liefst met een balkon.

En als die rotboot is verkocht

champagne op't gazon.

Schone schijn.

De kapitein rent naar het dek.

Hij moet, het is zijn plicht.

Er komt een bootje aangevaren.

Met op het dek een hulploos wicht.

 

Met grote pikhaak staat zij daar

en weet niet wat te doen.

Haar  landvast die is niet belegd.

Het lijkt wel een cartoon !

 

Maar ja ze is wel heel erg mooi.

Dat is hem klip en klaar.

Een roze tanga draagt zij slechts.

En strikjes in heur haar.

 

Met open armen staat hij daar.

Spreekt sussend tegen het wicht.

Maar plotseling als een raket,

Zwiept hem een landvast in't gezicht.

 

Hij heeft het bootje snel belegd.

Ik hoor "verrek" en "fuck".

Dat ik dat nu weer hebben moet.

Haar vent kan ook geen ruk.

 

Zijn mond valt open van verbazing.

Als zij lieftallig giebelt.

Nou doei, bedankt hoor, maar pas op.

'k geloof dat de steiger wiebelt.

 

De kapitein stormt naar benee.

omhelst mij met een zoen.

Grijnst,  "schat wat ben ik blij met jou.

Aan haar valt echt niets meer te doen".

 

 

Ordening.

Toe zeem de tafel even schat.

Nee, geen gezeur en geen debat !

Mijn lijstje orders is maar klein.

Maar Pietertje moet proper zijn.

 

Natuurlijk mag jij je vermaken.

Met eigen vederlichte zaken.

Maar mijn bevel moet wel gehoord.

Tja, ordening moet zijn aan boord.

 

Als jij je taken hebt gedaan,

dan zal ik wel weer zwijgen,
En mag jij lekker als vanouds

de zwaartekracht ontstijgen

 

ANKEREN

Wij lezen kaart en dieptemeter.

De ketting hangt al klaar

Wij zoeken goeie ankergrond

en kijken naar elkaar.

 

Het anker graaft zicht zachtjes in.

Ik sta in het kombuis.

Een laatste check, hij weet het zeker.

Wij liggen als een huis.

 

En na het visje en de wijn.

Dan gaan we naar de kooi.

Vergeten ondergaande zon.

Wat is het leven mooi.

 

Want wij, wij willen ankeren

en in het avondrood.

Liggen we daar te stuiteren

met onze billen bloot.

MUITERIJ.

Kom meiden, borst vooruit.

We zullen ze eens leren.

Nu stappen wij eens naar de kroeg,

vol drank en vreemde heren.

 

Kom tuit je lippen, laat het zien.

Wij maken ons niet druk.

En van je hela hopsasa

laat vallen van die kruk.

 

We willen 4 en echt geen 7.

Beaufort.... begrijpt u wel.

Kom ons maar halen als je durft

Vandaag bepalen wij het spel.

 

Nee, u  houdt ons niet aan het lijntje.

Wij zijn geen boot, besef dat goed.

Soms spruit uit ons een klein venijntje

en gonst de vrijheid in ons bloed.

 

Maar als de dag ten einde loopt

't Lijkt vreemd, maar het is waar.

Plopt er een wijnkurk in't vooronder

en staat de maaltijd klaar.

 

 

VEERTIGVOETER.

Ik zeur niet graag, ben best wel stoer.

Maar heb wat kleine klachten.

Over mijn lieve echtgenoot

die droomt van grote jachten.

 

Alsof de lengte er toe doet.

Echt, het mag alles kosten.

Maar ik,  ik droom van een kliniek

van kleine fiere borsten.

 

Brochures stapelen zich op.

Van radars, boten, masten.

Maar ik kijk treurig naar mijn lijf

en denk slechts aan de lasten.

 

Ik weet de uitslag van dit spel.

Hij kiest voor boot en zee.

Die veertigvoeter komt er wel.

Vol rimpels mag ik mee.

 

 

 

 

KUSTHOPPEN.

We hadden net een dag vakantie

en waren nog niet ver van huis.

Hij zei als je je toch verveelt,

begin bij Roompotsluis.

 

Ja ergens in Zeebrugge,

daar kan je lekker eten.

Wij hadden er slechts muggen.

Ik ben het nooit vergeten.

 

En dan komt Blankenberge.

Garnaal en mooie frieten.

Ik laat  mijn rijm gewoon bederve.

Want ik ben aan't genieten.

 

En is ons fraai Oostende

is het een drukke bende.

De havenmeester is heel mooi,

maar ik heb liever waterzooi.

 

En nu zijn wij in Nieuwpoort,

waar hard gevochten werd.

De mosselen die zijn er goed.

De visssoep die is snert.

 

Je ziet het in Duinkerken.

Daar was het ook niet pluis.

Het staat er vol met zerken,

voor jongens ver van huis.

 

Oh gadver, in Boulogne.

stinkt het naar rotte vis.

En spuit ik eau de cologne,

dan ruik ik kattenpis.

 

De laatste keer in Dieppe.

Ik baalde als een stekker.

De bediening die was nep.

Het eten ook niet lekker.

 

Wij kennen twee broers in Fecamp.

't Zijn vissers, kleine reuzen.

Serveren borden kreeft en krab

en hebben boksersneuzen.

 

Ooit bij Le Havre aan de Seine.

Mijn schipper leek  niet wijs.

Hij zong van Belle Helene.

Kocht tickets naar Parijs.

 

Gelukkig is daar nu Deauville.

Het zeilen kan gestopt.

Het water staat onder  de kiel

en ik ben uitgehopt

 

BLAKTE.

Hoe zachtkens deint ons bootje

over een vlakke zee.

De horizon,  't lijkt  plagiaat.

De horizon kijkt mee.

 

Ik blaas wat in de zeilen.

Neem nog een glaasje bier.

Al zeven uren blakte.

Het zit me echt tot hier.

POETSMANIAK.

De kapitein klost op het dek.

Hij doet zijn zeemansplicht.

Ik hoor de emmers rammelen

en doe geen oog meer dicht.

 

Ik weet, de boot die moet gepoetst.

God, dat is een gepriegel.

Zelfs tandenborstels zag ik ooit.

Het chroom moet als een spiegel.

 

De hele bakskist die zit vol

met flessen en met blikken.

't Is voor de glans en tegen het weer

Wie zou die teksten tikken ?

 

Poetslappen heeft hij nooit genoeg.

Want oh, hij is zo stipt.

Heeft even toen ik niet goed keek

mijn mooiste shirt verknipt.

 

En eindelijk na een uur of wat.

't Is klaar, hij is tevree.

" En...lekker uitgeslapen schat  ?

Dan wil ik nu wel thee".

HONDENWACHT.

Och was ik maar zo'n wollig puppie.

Ver van de zee, in warme mand.

Maar ik zit starend naar de einder

met een groot stuurwiel in mijn hand.

 

'k Heb hondenwacht, 't is hondenweer

Grommend doe ik mijn plicht.

Dus hondstrouw en goed aangelijnd.

Vallen mijn ogen net niet dicht.

 

De kapitein, 't is niet gelogen.

Keek ernstig in mijn blauwe ogen.

Sprak liefdevol "jij kan dit best".

en ligt nu lekker  in zijn nest.

GROENE GRIEBELS.

Heel soms heb ik zo'n bui.

Dan krijg ik slechte kriebels.

Maar als mijn grens echt is bereikt

dan spuug ik groene griebels.

 

De kapitein die heeft gelijk.

Staat nooit in het kombuis.

En als me dat niet aanstaat

dan moet ik weer  naar huis.

 

Ik ben een culinair expert.

Dat mag u best wel weten.

Ik lust hem rauw en gepocheerd.

Maar hij is niet te vreten.

ZILT LEED.

Ik mopper wel, maar ben niet vals.

U kunt mij best vertrouwen.

Zilt leed......ja dat bestaat !

Bij vele zeilersvrouwen.

 

Maar na de eerste jaren

van schreeuwen op de steigers.

En in de sluizen, hou maar op.

Dan worden mannen zwijgers.

 

Ook ik moest het er soms mee doen.

Dat viel niet altijd mee.

Gelukkig duurde het niet lang.

't Was over op de zee.

 

En in de bar, ik slaap dan al.

Zegt hij te langen leste.

Zij heeft er veel aan moeten doen,

maar zeilt nu als de beste.

 

Inmiddels hebben wij heel vaak

het ruime sop gekozen.

De weg naar zee is blijkbaar niet

bezaaid met rode rozen.

 

Een enkele keer gaat er iets fout.

Klinkt er een harde kreet

En vaag, heel vaag ruik je dan nog

de geur van het zilte leed.

TIJDELIJK GELUK.

Je hebt soms van die dagen

dan zit echt alles mee.

De wind, de zon de stromen

Op bootje Weltevree.

 

De kapitein die leest

en ik lig onderuit.

Geen wolkje aan de hemel

op deze mooie schuit.

 

Dan kijk ik naar de weerkaart

terwijl ik nageniet

en constateer opstandig

een lagedrukgebied.

VISSEN.

Ik ben het zat,

na al die mijlen.

Ik wil nu naar de wal

en stoppen met het zeilen.

 

En ik wil kreeften en chablis.

Voor mijn part alleen frieten.

Mijn leuke jurkje wil ik aan.

Kortom...ik wil genieten !

 

Maar och het noodlot slaat weer toe.

Hij wil voor visser spelen.

De paravaan gaat uit.

Het worden weer makrelen.

IN DE MAST.

Mijn man moet weer eens in de mast.

Er is een val gebroken.

Peinzend kijk ik naar hem omhoog.

De ogen half geloken.

 

Ik denk eraan hoe het zou zijn

als ik hem daar liet zitten.

Maar hoor van ver "nu hijsen joh"

"en zit niet zo te pitten".

 

Maar ik, ik grijns van oor tot oor.

Wat heb ik een plezier.

Ik heb de macht en als't mij past

bedien ik pas de lier.

ZEEMANSGIFT.

O jee, 'k heb al weer blauwe schenen,

van stoten aan het scheepsbeslag.

Waar zijn nu toch mijn mooie benen.

Ik hoor en zie slechts hoongelach.

 

Ik laat me er niet onder krijgen

en föhn mijn haardos strak omhoog.

Die zoutlucht zal ik echt ontstijgen.

Ik bof, het blijft waarempel droog.

 

Ik wil geen snor en ook geen vouwen.

'k Ben vrouw, een zeemans  gift !

Dus struikelend, maar vol vertrouwen

pak ik mijn mooiste lippenstift.

NAVIGEREN.

Berekeningen, waterstanden.

Ik kon alleen maar kermen.

In deze tijden vol techniek,

wil ik slechts laptopschermen.

 

Maar blauwbaard was genadeloos.

Jij leert en geen gemeier !

Ik heb het hele boek nu uit

en weet dat ik verleier.

 

En deviatie, knuttels, knopen

vertellen hoe het zit op zee.

En blauwbaard mompelt zelfgenoegzaam.

"Ik zei het toch,  't valt best wel mee".

 

 

ZEEZIEK.

Het groen dat komt mijn oren uit

bij windkracht zes of zeven.

Ik weet wij waren weer te laat

en hadden moeten reven.

 

En soms, schuin pissend op de pot

de kots nog in de touwen.

Dan denk ik treurig aan het lot

van vele zeemansvrouwen.

IN DE BOOT GENOMEN.

Ik was wat jonger en naief.

Toen ik de boot in stapte

Maar toen, die houding van mijn lief.

Ik dacht echt dat hij grapte.

 

Recht zo die gaat, beleg die lijn.

Ik wist niet wat ik hoorde.

Totaal verbijsterd stond ik daar

en keek naar een gestoorde.